Inleiding over antieke tegels vervaardigd in Gouda
De SWAEN, Goudse tegelindustrie in de 17e eeuw
Over het 17e eeuwse Goudse tegel- en plateelbedrijf de Swaen is in 1956 een zeer interessante studie verschenen door G.C Helbers in het mededelingenblad Nederlandse Vereniging van de ceramiek. Een tweede publicatie 'De Swaen", met hernieuwde resultaten van archiefonderzoek en fotomateriaal van tegels en majolicavondsten is uitgebracht in 2002.
Gouda is eeuwenlang een belangrijk centrum van kleibakkers geweest. Goudse pijpen en gebruiks- en sieraardewerk van de diverse plateelfabrieken waaronder de Zuid-Holland is wel haast bij iedereen bekend. Minder bekend is dat er in de Gouden Eeuw in Gouda ook wandtegels en majolica aardewerk werd vervaardigd. Maar de wortel van de Goudse tegelnijverheid ligt toch in Rotterdam.
Bij toeval werden er in 1953 grote hoeveelheden scherven aangetroffen in gegraven sleuven voor een fundering bij de nieuwbouw van een bedrijfshal op het terrein van Regina, een sieraardewerkfabriek die daar toen gevestigd was (Noodgodstraat). De scherven waren, bleek bij onderzoek, afkomstig van een 17e eeuwse plateelbakker. Een aantal scherven vertoonde opschriften, aantekeningen en glazuur- en bakproeven. Een deel van de vondsten is opgenomen in het Gouds Museum, en een deel is particulier bezit gebleven. Na de sluiting van de sieraardewerkfabriek Regina (1979), zijn alle gebouwen afgebroken en is nieuwbouw gepleegd. Op het terrein is toen nogmaals onderzoek gedaan en inderdaad werd er aanvullend materiaal gevonden.
Foto's onder. Een aantal tegels en tegelfragmenten met teksten, die verband houden met het nemen van proeven over glazuurverhoudingen en samenstellingen van tinglazuur. Bodemvondst Noodgodstraat Gouda.
Hoekvulling DRIESTIP
Hoekvulling FRANSE LELIE SPITS
Hoekvulling FRANSE LELIE BLAUWE DWARSSTREEP
Uitgebreid archiefonderzoek bevestigde, dat het hier gaat om de plateelbakkerij van Willem Jansz Oliviers met het bedrijf De Swaen. Willem Jansz, die aanvankelijk in Rotterdam werkte waar zijn zwager een tegelfabriek bezat, kreeg in 1621 van het Goudse stadsbestuur een monopoliepositie om voor een aantal jaren tegels te vervaardigen. Hij startte zijn bedrijf op de hoek van de Oosthaven-Lange Noodgodstraat. Later noemde Oliviers zichzelf Verswaen. Willem Verswaen is vrijwel zeker de belangrijkste producent is geweest van tegels in Gouda. Hij produceerde niet alleen tegels, maar ook majolica schotels en kommen in polychrome en wit/blauwe decors.
Van de tegels zijn het meest bekend de polychrome tegels met voorstellingen met vogels die op een spijker zitten, spijkertegels genoemd. Maar ook de tegels in kleur met de voorstellingen van vogels, bloemen en insecten spreken tot de verbeelding. Met als hoekvulling de Franse lelie blauwe dwarsstreep, Franse lelie spits of een driestip.
Rechts een foto vaneen proeftegel met de naam Jan Cornel(is) erop aangebracht. De bedoeling van deze proeftegel was dat men wilde weten welke tinglazuur het beste dekt op de tegel.
Het interessante van deze tegel is dat hij waarschijnlijk van inlandse klei is gemaakt die in de buurt van Gouda is gewonnen b.v. uit uiterwaarden of de bedding van de rivier de Hollandsche IJssel.
De twee meest linkse tegels. Voor- en achterkant van een tegel. Het gaat om een proeftegel om te laten zien hoe verschillende samenstellingen van tinglazuur en blauwe penseelstreken zich gedragen op een bepaald soort klei (in dit geval Engelse aarde).
Het tegelfragment ernaast met informatie over de ovenboekhouding
met initialen
En dan nog een tegel met een initiaal op een tegel wat men zou kunnen lezen als JWS. Vermoedelijk het monogram van Willem Jansz Verswaen. Bodemvondst Gouda Noodgodstraat in de afvalhopen van de SWAEN.
Zes tegels met initialen op de achterkant allemaal in Gouda aangetroffen. De balustertegel met de olifant heeft
aan de achterkanthet initiaal AP van De tegel met een papegaai rechtsonder heeft op de achterzijde een
proefschildering. Deze tegel is aangetroffen in de kelder onder de fabriek van de SWAEN.
Tegel met een papegaai en op de achterzijde het initiaal AI. Monogram lijkt een beetje op dat van AP (Aert Pieterszn).
Helaas is (nog) niet bekend wie de schilder is geweest.
De Swaen Gouda. Tegel is een bodemvondst uit Bodegraven (Z-H)
Het maken van tegels
Tot aan het eind van de 19e eeuw werd een tegel van natte klei op maat gesneden, meestal was dat ongeveer 13 x 13 cm. Dat werd gedaan door de natte klei op een vierkante snijplank met twee tot vier spijkers te plaatsen om weg glijden te voorkomen. Later zijn die snijplankjes vervangen door spijkerloze snijplankjes. Na het drogen werd de tegel voor de eerste keer gebakken, waardoor hij steen werd (vandaar het woord steentje en in België steentgen) als oude benaming voor een tegel. Vervolgens werd een laagje witbakkend tinglazuur aangebracht. Daarna werd een zogenaamde spons op de tegel doorstoven met koolpoeder. Een spons is een sjabloon van papier waarin de omtreklijnen van de voorstelling is geprikt. Door de gaatjes werd houtskoolpoeder gestoven om op die manier de voorstelling aan te brengen. Daardoor ontstond een tekening van zwarte stipjes op het tinglazuur. De tegelschilder verbond vervolgens deze stipjes met elkaar door de hoofdlijnen te schilderen, de trek. Nadat de details waren ingevuld, werd de tegel voor de 2e keer gebakken.
Tekening en spons met de mythologische voorstelling van Perseus die Medusa onthoofd en op het schild van Minerva plaatst. 18e eeuw.
Start van de Hollandse tegelproductie
Tot het midden van de 17de eeuw produceerden de meeste majolicabedrijven allerlei faïenceproducten tegelijk. Pas na 1650 trad specialisatie op waarbij sommige pottenbakkers zich volledig toelegden op alleen maar fabricage van tegels. Het schotelgoed werd bij deze ondernemers steeds minder en verdween vervolgens geheel uit het productiepakket. Haarlem, maar vooral Rotterdam produceerde in de aanvangsjaren van de tegelfabricage rondom 1600 grote hoeveelheden tegels. In het begin waren dit polychrome (veelkleurige) tegels met een vrij specifiek kleurengamma: donker kobalt blauw, rijk oranje (in plaats van rood), een vol gele okerkleur en een groen doorschijnende kleur, Er werd in negatief gedecoreerd. Men noemt dit de vul- of spaartechniek, omdat het bestaat uit het wit laten van het bladmotief, het uitsparen en het donker maken, het vullen van de omgeving van dit bladmotief. De eerste tegels van voor en rondom 1600 waren, nog naar islamitische gewoonte, ornamenttegels met ingewikkelde geometrische patronen zoals ruit en ster. Meerdere tegels waren hiervan nodig om de figuur volledig te laten zien. Vrij snel kwam echter de nadruk te liggen op een centraal in de tegel gelegen figuur. Tegen het einde van de 16de eeuw waren dit vooral diertegels, maar al spoedig volgden ruiters, zeemonsters, zeeschepen, landschappen, bijbelse taferelen en kinderspelen.
Meer bijzonderheden over het productieproces van 17e eeuwse tegels
Het vervaardigen van 17e eeuwse tegels was allemaal niet zo eenvoudig. Allereerst moest de klei die men als grondstof gebruikte om een tegel te maken zo'n samenstelling hebben, dat er niet te veel krimp optrad tijdens het 1e bakproces. Ook moest voorkomen worden, dat tinglazuur en verfsoorten die men gebruikte om een afbeelding op de tegel te brengen, tijdens het 2e bakproces zou gaan vloeien. Het was dus een absolute voorwaarde om de oven niet te heet op te stoken, zeker niet tijdens het 2e bakproces, want boven een bepaalde temperatuur (die lag zo ongeveer tussen de 850 en 950 graden) begon de glazuur en verf op de tegels te vloeien. En als de oven echt te warm werd, versinterde de oppervlaktelaag van de tegel, of tegels begonnen aan elkaar te koeken. In onze tijd hebben we thermostaten, zodat we een oven exact kunnen instellen, maar in de 17e eeuw ging dat nog heel anders. Men stookte op het gevoel en vanuit ervaring. De oven werd opgestookt met takkenbossen en turf. Het bakproces duurde meer dan een dag en vooral bij het benaderen van de gewenste temperatuur spande het erom. Dat het nogal eens fout ging getuigen de grote hoeveelheden 17e eeuws aardewerk- en tegelafval, die bij en rond Gouda in graslandpolders zijn gestort en zo af en toe tijdens graafwerkzaamheden worden gevonden.
Vier zeer fraaie puntgave Goudse bloemtegels uit de 1e helft van de 17e eeuw: productie Het Goudse bedrijf de Swaen.
De tegels zijn van een en hetzelfde baksel. Aan de licht geribbelde glazuurstructuur op de tegels is te zien dat de temperatuur in de oven tijdens het bakproces iets te hoog is opgelopen. Met als gevolg dat de oppervlakteglazuur licht is gaan vloeien. Als de temperatuur nog verder was opgelopen zouden de kleuren en omlijningen ook zijn gaan vloeien. Bij het grondje van de tegel rechts, van de tulptegel is dat al een klein beetje gebeurd.
In Gouda zijn op tal van plaatsen gevloeide gekleurde Goudse tegels in huizen aangetroffen, die gewoon tussen heldere tegels aan de muur waren geplaatst. Gevloeide exemplaren werden wellicht als 2e keuzesoort verkocht. Het kan ook zijn, dat dit soort tegels door de werknemers naar huis werden meegenomen om ze daar te plaatsen aan de muur.
Tegel met kievitsbloem en hoekvulling driestip.
1e helft 17e eeuw. Vindplaats: Gouda binnenstad.
Tegels met een driestip als hoekvulling zijn veelvuldig in Gouda gemaakt door het 17e eeuwse bedrijf van Willem Verswaen. De tegelschilder is bij deze tegel niet al te precies te werk gegaan bij het inschilderen van het groen, want een flink deel ervan is terecht gekomen buiten de blauwe omlijning. Het kan zijn dat een leerling schilder de groene invulling heeft gedaan. Het vervaardigen, schilderen en bakken van tegels in de 17e eeuw was stukwerk. Werknemers stonden onder grote druk om maar zo snel mogelijk te werken want de concurrentie was moordend. Een tegel kostte niet meer dan een paar cent. En die snelheid van werken ging nogal eens ten koste van de kwaliteit.